VindplaatsKantonrechter Utrecht 10 april 2019, ECLI:NL:RBMNE:2-19:6764

Uitspraak

Een beroepschauffeur die onder invloed van alcohol verkeerde toen hij met zijn auto een eenzijdig verkeersongeval kreeg, heeft volgens de kantonrechter bewust roekeloos gehandeld en moet daarom in beginsel de schade vergoeden die de werkgever door het ongeval heeft geleden.

Een chauffeur van een melktankwagen raakt in 2014 betrokken bij een eenzijdig verkeersongeval. Bij het ongeval, dat om tien uur ’s morgens plaatsvindt, kantelt de melktankwagen, die daarbij zwaar beschadigd raakt. Bij een controle om twaalf uur blijkt het promillage alcohol in het bloed van de werknemer 1,1 te zijn. Dat is twee maal zo veel als wettelijk is toegestaan (0,53). De schade (meer dan € 100.000) wordt door de verzekeraar aan de werkgever vergoed, ondanks dat in de polisvoorwaarden schade die plaatsvindt als de bestuurder onder invloed van alcohol verkeert, van de dekking is uitgesloten. De verzekeraar wil de schade echter op de werknemer verhalen. Hij beroept zich er daarbij op dat hij, door de schade aan de werkgever te vergoeden, is getreden in de rechten van de verzekerde (de werkgever) ten opzichte van derden (in dit geval de werknemer) ten aanzien van het verkeersongeval. Op deze wijze vordert de verzekeraar betaling van de schadevergoeding die de werknemer aan de werkgever zou hebben moeten betalen. Ten opzichte van de werkgever zou de werknemer verplicht zijn geweest de schade te vergoeden als die schade het gevolg zou zijn geweest van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
De kantonrechter moet beoordelen of de werkgever een vordering heeft op de werknemer. Daartoe is vereist dat de werknemer zich onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval daadwerkelijk bewust is geweest van het roekeloze karakter van zijn gedraging. De werknemer ontkent dat hij bewust roekeloos heeft gehandeld. Volgens hem is het toegestane alcoholpromillage maar gering overschreden en is het alcoholgebruik niet van invloed geweest op het ongeval. De werknemer had de nacht daarvoor vijfeneenhalf uur geslapen en voelde zich fit voordat hij ging rijden.
De kantonrechter wijst er echter op dat rijden onder invloed in de wet en in de toepasselijke cao is verboden en dat de werknemer een beroepschauffeur is waarvan mag worden verwacht dat hij zich voortdurend bewust is van het gevaar van rijden onder invloed van alcohol. De werknemer was om half zeven gaan rijden en het alcoholpromillage moet toen nog hoger zijn geweest dan de 1.1 promille die om twaalf uur is gemeten. Voorafgaand aan het ongeval om tien uur heeft de werknemer drie-en-een-half uur gereden, waarin hij steeds heeft kunnen besluiten om de melktankwagen alsnog langs de kant te zetten, maar hij heeft dat niet gedaan. Volgens de kantonrechter is daarmee sprake van bewuste roekeloosheid.
De werknemer had nog gesteld dat de schade aan de melktankwagen ook zou zijn opgetreden als geen sprake zou zijn geweest van alcoholgebruik, vanwege de niet verharde berm, het grote hoogteverschil tussen de berm en het wegdek, de weersomstandigheden, de wind, het feit dat de zelfsturende achteras bij hoge snelheden niet wordt geblokkeerd, het feit dat beladen tankauto’s een lage stabiliteit hebben en dus een verhoogd risico op omslaan en het feit dat vrachtwagens voor het vervoer van vloeistoffen om uiteenlopende redenen regelmatig van de weg raken, vrijwel steeds zonder aanwijsbare oorzaak. Omdat de melktankwagen vrijwel nieuw was en omdat daaraan geen gebreken zijn geconstateerd heeft de verzekeraar volgens de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat de schade het gevolg is van het alcoholgebruik, maar de werknemer wordt nog wel in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat het ongeval ook zonder het alcoholgebruik zou zijn opgetreden.

Commentaar

Het vonnis van de kantonrechter is al bijna drie jaar oud, maar eerst recentelijk gepubliceerd. Voor verhaal van schade door een werkgever op een werknemer ligt de lat hoog. Buiten het zeer uitzonderlijke geval van opzet moet de werkgever kunnen bewijzen dat de werknemer roekeloos heeft gehandeld en dat hij zich onmiddellijk voorafgaand aan die roekeloze gedraging bewust is geweest van het roekeloze karakter. In de praktijk is het moeilijk om aan deze bewijslast te voldoen. Rijden onder invloed van alcohol door een beroepschauffeur levert in de ogen van de kantonrechter tenminste in dit geval bewuste roekeloosheid op.
De kans dat de werknemer nog zal kunnen bewijzen dat de schade niet het gevolg is geweest van het alcoholgebruik lijkt ons overigens bijzonder gering. De werknemer dient er daarom rekening mee te houden dat hij de schade aan de verzekeraar dient te vergoeden. Gelet op de omvang van de schade is dat een ernstig gevolg.